De inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet stelt gemeenten in Nederland voor keuzes over de inrichting van en de eisen aan de fysieke leefomgeving. 26 verschillende wetten op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur, milieu, geluid, bodem, lucht en water komen in de Omgevingswet samen. Meierijstad heeft besloten om vooruitlopend aan de aanstaande inwerkingtreding van die Omgevingswet voortvarend aan de slag te gaan met het harmoniseren van bestaande regelgeving en het ontwikkelen van nieuw beleid. De eerste tranche hiervan is inmiddels aan de raad voorgelegd. De belangrijkste onderwerpen van deze eerste tranche betreffen de hemelwaterverordening en de geurnormen voor veehouderijen.
Met de hemelwaterverordening zal het bij nieuw op te richten bouwwerken verplicht worden om hemelwater zoveel mogelijk op eigen terrein of in de directe omgeving te bergen. In het licht van de toenemende verdroging en de kosten van afvoer via het riool is dat wat de VVD betreft een goede ontwikkeling. Voor bestaande wijken kan zo'n verplichting, onder voorwaarden, ook worden opgelegd maar het gemeentebestuur van Meierijstad kiest ervoor om zoveel mogelijk in goed overleg en via wijkgebonden projecten inwoners te ondersteunen bij het beter vormgeven van de waterafvoer en waterhuishouding in woonwijken. De plannen 'Kienehoef klimaatrobuust' en 'Sint-Oedenrode zuid klimaatrobuust' zijn daar goede voorbeelden van.
Bij het vaststellen van de geurnormen voor intensieve veehouderijen hebben gemeenteraden een grote mate van beleidsvrijheid. Deze geurnormen worden uitgedrukt in zogeheten 'odeurunits'. De voormalige gemeente Schijndel, waar relatief weinig intensieve veehouderijen aanwezig zijn, had nooit een geurverordening, Veghel en Sint-Oedenrode wel. Er is een nieuwe geurverordening voorbereid voor het hele grondgebied van de gemeente Meierijstad. In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij, de grondslag voor de geurverordening, is ieder object dat niet tot een veehouderij behoort een zogeheten 'geurgevoelig object'. Dat kan een burgerwoning zijn, een sportcomplex, de bedrijfswoning van een glastuinder, een industriepand, een horecapand en meer van dergelijke niet tot een veehouderij behorende gebouwen waar mensen wonen, werken of verblijven.
Als je de bestemmingsplankaarten bekijkt zie je dat in de meeste delen van het buitengebied van Meierijstad de bouwvlakken in het buitengebied nog maar in een relatief klein aantal gevallen de aanduiding 'intensieve veehouderij' hebben. Er zijn in de loop der tijd bedrijven gestopt en in de toekomst zullen er nog meer bedrijven gaan stoppen. Deze trend heeft het buitengebied veranderd. Het grootste deel van het buitengebied van Meierijstad heeft daarom de aanduiding 'landelijk gebied, verweving van functies' gekregen. Voor dit gebiedstype vinden wij de door het college voorgestelde geurnorm van 10 odeur passend. De veehouderijen die door deze aanscherping van 14 odeur (de wettelijke standaardnorm voor het buitengebied) naar 10 odeur worden geraakt bevinden zich naar onze mening allemaal op niet-duurzame locaties. Ze liggen bijvoorbeeld dicht tegen de bebouwde kom aan, in de buurt van een toekomstige uitbreidingslocatie voor woningbouw of bevinden zich op (zeer) korte afstand van burgerwoningen of andere geurgevoelige objecten. Veel bedrijven in het gebiedstype 'landelijk gebied, verweving van functies' zitten overigens met de standaardnorm van 14 odeur al 'op slot' omdat ze die norm al hebben overschreden. Maar er blijft ook nog een flink aantal bedrijven over dat in het geheel niet getroffen wordt door de verlaging van 14 naar 10 odeur. Die zijn of heel klein (met dus een zeer beperkte geuruitstoot), of zitten relatief ver van de bebouwde kom en/of de situatie doet zich voor dat het dichtstbijzijnde geurgevoelige object op een behoorlijke afstand staat. Het kan bovendien ook zo zijn dat een veehouder dusdanige geurhinderreducerende maatregelen heeft genomen dat zijn geuruitstoot duidelijk onder de 10 odeur is uitgekomen.
Tegelijkertijd zijn er gebieden waar de veehouderij nog steeds sterk vertegenwoordigd is en waar de ruimtelijke vestigingsvoorwaarden ook relatief gunstig gebleven zijn. Deze gebieden worden in de toelichting bij de geurverordening als agrarische kerngebieden beschouwd en hebben de aanduiding 'landelijk gebied, agrarisch' gekregen. Dit betreft de voormalige landbouwontwikkelingsgebieden Jekschot en Zijtaart en het gebied Schijndelse heide. Het voormalige LOG Boerdonk-Keldonk is bij de selectie van deze agrarische kerngebieden afgevallen. Dat vinden wij als VVD niet terecht. Weliswaar bevinden zich in dit gebied relatief iets meer burgerwoningen dan in de Schijndelse heide en de voormalige LOG's Jekschot en Zijtaart, maar die woningen concentreren zich nagenoeg allemaal aan de Boerdonksedijk, aan de uiterste rand van het gebied. Verder zien wij geen wezenlijke verschillen met de andere voormalige LOG's en kiezen er dus voor om ook dit deel van het buitengebied de status van agrarisch kerngebied te verlenen.
De intensieve veehouderij is en blijft een belangrijk onderdeel uitmaken van de agrarische bedrijvigheid in Meierijstad, ondanks de verwachte krimp. De voor de intensieve veehouderij goed geschikte gebieden moeten wat de VVD betreft daarom ook voldoende ontwikkelingsmogelijkheden blijven bieden. Voor de agrarische kerngebieden stellen we daarom ook voor om de geurnorm op 14 odeur te houden en niet te verlagen naar 12 odeur zoals het college voorstelt.
Een minder belangrijk aspect dat we desondanks toch mee willen nemen in onze afwegingen over de geurverordening is de geurnorm voor zware bedrijventerreinen. Aan het begin van dit artikel is uitgelegd dat een industriepand een geurgevoelig object is in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij. Voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom geldt een wettelijke standaardnorm van 3 odeur, dus ook voor panden op een zwaar bedrijventerrein. Dat is dus dezelfde norm als voor een woonwijk. Dat een dergelijke bescherming tegen geurhinder voor bedrijfslocaties op een zwaar bedrijventerrein overdreven is heeft het college onderkend: in de voorgestelde geurverordening wordt een norm van 12 odeur voorgesteld. Wij willen als VVD iets verder gaan en kiezen voor een norm van 14 odeur, nog net binnen de bandbreedte die de wetgever gemeenten op dit vlak heeft gegeven. In Gemert-Bakel heeft de gemeenteraad ook voor de norm van 14 odeur gekozen (ten aanzien van bedrijventerrein Wolfsveld) en dat heeft niet tot problemen geleid.
Wij zien de toekomst van de intensieve veehouderij in Meierijstad voornamelijk als een allocatievraagstuk: waar zijn dit soort bedrijven het beste op hun plek en waar duidelijk minder? Bedenk dat een intensieve veehouderij van gemiddelde grootte qua ruimtelijke uitstraling te vergelijken is met een bedrijf in de milieuklasse 4.1. Dat is dus in dezelfde klasse als de middelzware industrie die je op de zware bedrijventerreinen in de regio aan kunt aantreffen. Dit merken we niet op om de intensieve veehouderij in een kwaad daglicht te stellen: het is gewoon een nuchter feit. En daarom moeten we de intensieve veehouderij juist daar de kansen geven waar ze de beste ruimtelijke vestigingsvoorwaarden vindt: in de voormalige LOG's. Daar kun je als veehouder bij uitstek een modern, toekomstbestendig bedrijf runnen. We beseffen dat door de verlaging van de geurnorm in het overige deel van het buitengebied sommige veehouderijen 'op slot' komen te zitten. Maar dat gebeurt dan op locaties die niet of nauwelijks toekomst hebben voor de veehouderij. Bovendien hebben we als gemeenteraad ook nadrukkelijk rekening te houden met de belangen van andere functies in het buitengebied. Het collegevoorstel zoals het nu voorligt volgen wij daarom ook op hoofdlijnen, maar we geven er graag nog een paar accenten aan.